Christine Farenhorst

In 1528 wordt er in Frankrijk een prinsesje geboren, Jeanne d’Albret. Zij is de enige dochter van Marguerite, zus van de Franse koning, en Henri II, koning van Navarra. De jonge Jeanne groeit op in verschillende kastelen en krijgt elke dag les in talen, aardrijkskunde en geschiedenis. Leeftijdgenootjes om mee te spelen heeft ze niet en haar ouders ziet ze weinig. Soms voelt ze zich erg opgesloten en zou ze zo vrij als een vogel willen zijn. Het is de tumultueuze tijd van de Reformatie. Vele hugenoten komen op de brandstapel aan hun einde. Moeder Marguerite sympathiseert met de calvinisten en vader Henri is katholiek. Jeanne wordt daardoor heen en weer geslingerd tussen de oude vertrouwde roomse leer en het nieuwe reformatorische geloof. Wat zal ze kiezen?

Edith Cavell, geboren op 4 december 1865, groeit op als oudste dochter in een warm gezin in het dorpje Swardeston, Engeland. Haar vader is predikant en geeft zijn kinderen thuisonderwijs. Edith leert veel Bijbelteksten uit het hoofd en blinkt uit in taal, tekenen en pianospelen. Als Edith gouvernante wordt in een Franssprekend gezin in Brussel, leert ze de stad en de omgeving goed kennen – een goede voorbereiding voor haar latere taak! Edith keert terug naar huis om haar ernstig zieke vader te verplegen. Hij wordt weer beter en Edith krijgt de roeping om verpleegster te worden. Ze klimt op in het vak en runt na een aantal jaar een kliniek en verpleegstersopleiding in Brussel. Dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit. In de kliniek verpleegt Edith heimelijk ook geallieerde soldaten en helpt hen uit België te ontsnappen. De Duitse bezetter krijgt echter argwaan en houdt haar scherp in de gaten. Zal Edith haar naastenliefde met de dood moeten bekopen?