Pleun R. Troost

In de barre winter van 1894 wordt Barendje Engelen geboren. In een klein boerenspulletje onder aan de Waleweg bij de Oudendijk groeit ze voorspoedig op. Ze is et een lichamelijke handicap geboren, maar dit staat haar geluk niet in de weg. Door haar opgewekte karakter weet zij de harten van velen te veroveren. Dan komt de liefde van de rijke boerenzoon... Pleun R. Troost (1917-1997) is geboren en getogen in Mijnsheerenland. Hij is daar altijd blijven wonen en werd er lid van de gemeenteraad. Als geen ander kende hij zijn geboortestreek, de Hoeksche Waard. Deze streek was voor hem de inspiratie tot het schrijven van ruim dertig romans, waarvan de Barendje trilogie een van de bekendste is. Zijn boeken geven een treffende karakteristiek van de sfeer en gewoonten in de Hoeksche Waard.

De wijsgeer uit de polder De wijsgeer uit de polder. Dit verhaal speelt omstreeks 1900. Tinus Vermeer is een eenvoudig landarbeider. Hij draagt de bijnaam "de wijsgeer". Tinus bezit een groot geloof en dat houdt hem staande in het keiharde leven, temidden van de sociale wantoestanden. "Hebt uw naaste lief als uzelven", dat Schriftwoord heeft de wijsgeer begrepen. Thijs de Tikker en zijn moeder varen daar wel bij en niet minder Els Rozendaal, de knappe boerendochter...

IJsbrand van Driel, een boerenknecht met een helder verstand, trouwt met Sjaantje den Braber. Bij Pauw van Steensel zet dat kwaad bloed. Een brandstichting is het gevolg. IJs huurt een stukje grond van zijn baas en zet daar aardbeien op. Dat is het begin van de carrière van IJsbrand van Driel, die ondanks de bewondering en vooral de jaloezie van vele dorpelingen zichzelf blijft. Het verhaal speelt zich af in de jaren 1920-1930 in Greup, een buurtschap in de Hoeksche Waard.

Deining in de polder Deining in de polder. Het verhaal in dit boek speelt zich af in de jaren 192O-193O in het dorp Puttershoek. Lientje Lammers dient op de boerderij van Janus Donken. Diens zoon Barend is lui en drinkt meer dan goed voor hem is. Lientje vlucht weg van de boerderij en ze komt terecht bij Rien de Lor en zijn zoon Rens. Rens ziet wel wat in Lientje...en Lientje, in hem. Maar voor ze elkaar het jawoord geven, gebeurt er heel wat. Met hen, maar ook met Barend Donken. En niet te vergeten ook met Piet de Jager en met Mien Groenenberg.

Het vervallen boerderijtje van wijlen Hannes Slooter wordt gekocht door een vreemdeling met een litteken in het gezicht, Gerben Stronkhorst, een voormalige scheepsdokter. Midden in de nacht komt Margje Dekker, verkleumd en overstuur, bij hem. Ze werd lastiggevallen door Gerrit, de zoon van haar baas, boer Huizer, en is het huis uitgevlucht. Gerrit haat Gerben Stronkhorst, een haat die hij omzet in daden. Zijn haatgevoelens beperken zich niet tot de dokter. Hij zorgt voor grote opschudding in de dorpsgemeenschap. In al deze gebeurtenissen is ook de vreemdeling betrokken.

De kleindochter van de klompenmaker De kleindochter van de klompenmaker. Omdat haar familie in Rotterdam betere tijden kent dan haar ouders in Zeeland, kort na de Tweede Wereldoorlog, groeit Dientje de Jong op bij haar tante en oom. Haar oom is kapitein van een kustvaarder, de Albatros. Door zijn bemanning komt hij in aanraking met de werkelijke familie van zijn tweede pleegdochter, Aria. De schrijver zorgde voor een aardig geschreven familie-epos met een on opdringerige protestants-christelijke signatuur. Een herkenbaar verhaal voor menigeen die de tijd na de oorlog meemaakte.

De bakker van de Buitensluis De bakker van de Buitensluis. Op boeiende wijze geeft de auteur een beeld van het dagelijks leven in de jaren 191O-192O in Numansdorp. In de volksmond werd dit dorp 'De Buitensluis' genoemd. Bakker Gerrit Kramp is in dit boek de centrale figuur. Het rustige dorpsleven wordt wreed verstoord door een moord en een inbraak. De spanning stijgt ten top als er voor de deur van de bakker iemand neergestoken wordt. Dat blijkt Joris de Caluwe te zijn, een notarisklerk uit Antwerpen. In zijn portefeuille vindt men een foto van Stijntje, de dochter van de bakker...