Kom, laten wij aanbidden
Hij mat de wateren met zijn hand, sprak en schiep de zon, breidde de hemelen uit als tent, waar de mens in wonen kon.
God schiep de aarde in al haar pracht: bergen, zee en land. Toch zal dit allemaal ooit vergaan, maar zijn Woord houdt eeuwig stand.
Refrein: Kom, laten wij aanbidden; ons buigen voor de Heer, de Koning der eeuwen, Hem komt toe de dank en eer. Kom, laten wij aanbidden de Schepper van 't heelal, van hemel en aarde, Hij die spoedig komen zal.
Hij is ons licht in de donk're nacht, leidt ons door zijn Woord en als wij struikelen richt Hij ons op; aan wie moe is, geeft Hij kracht.
Niemand is aan Hem gelijk; een machtig God is Hij; kwam op de aarde voor jou en mij, verliet zijn hemels koninkrijk.
(Refrein)
Hij weidt ons als een herder, draagt ons in zijn schoot, redt ons van de duisternis; verlost ons van de dood!
(Refrein 2x)
laatste keer: Hij die spoedig komen zal.