Lezing voor vandaag (14 maart) – Rechters 15
Hij steekt boven duizenden uit.
Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud,
zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart.
Zijn armen zijn als staven van goud,
met turkoois bezet.
Zijn buik is als een schijf van ivoor,
versierd met saffier.
Zijn benen zijn als zuilen van albast,
op voetstukken van zuiver goud.
Zijn gestalte is zo fier als een ceder van de Libanon.(Hooglied 5: 10-11, 14-15)
De sterke Simson roept allerlei associaties op. Met zijn krachtige uitstraling zou hij niet misstaan tussen figuren als Batman, Spiderman en de Avengers. Al deze superhelden komen op tegen het kwaad en voor de ontrechten. Daarbij altijd balancerend op de grens van goed en kwaad. Maar voor hetzelfde geld kan hij met zijn lustige lijf ook meedoen in een reclamespotje van Bamigo ondergoed. Over Simson zou een prachtig stripverhaal te maken zijn. Zoals dat van Asterix en Obelix. Hoe zij met de inwoners van dat kleine dorpje dat nog altijd weerstand biedt tegen de Romeinen opkomen voor een leven dat vrij is van overheersing, zo biedt Simson weerstand tegen de Filistijnen. Simson houdt onder de Filistijnen huis als een Obelix onder een cohort Romeinse soldaten.
We kunnen ons over het geweld(dad)ige optreden van Simson verbazen en laten verleiden tot epische verdichting. Toch, hoe heldhaftig en tot de verbeelding sprekend ook, het is allemaal nogal bloeddorstig. Dertig Askelonieten worden hardhandig uit de kleren geholpen. Met dodelijke afloop. Meer dan duizend Filistijnen, tot de tanden gewapend, maken kennis met een ezelskaak. Duizend van hen worden ontzield. Al is het op dit punt dat je moet zeggen: het zijn rare jongens, die Filistijnen. Op hun aandringen heeft zijn Filistijnse schoonvader de vrouw met wie hij getrouwd is uitgehuwelijkt aan een ander. Simson reageert ziedend van woede. De hitte van zijn toorn verdwijnt met driehonderd staarten tussen de poten van evenzoveel vossen in de oogstrijpe akkers van de Filistijnen. Nu valt Simson toch niets te verwijten? Maar het zijn rare jongens, die Filistijnen. Uit weerwraak steken ze Simsons schoonvader en Simsons vrouw, die eigenlijk niet eens zijn vrouw meer is, in brand. ‘O, gaat het er hier zo aan toe.’ Tja, rare jongens, die Filistijnen. En hij wreekt zich ongenadig en maakt talloze slachtoffers.
Je zou denken dat dit een einde aan het bloedvergieten maakt en dat de Filistijnen in hun schulp kruipen. Maar zoals gezegd, het zijn rare jongens, die Filistijnen. Nogal hardleers. Koppig als ezels. Ze eisen van de Judeeërs dat zij Simson uitleveren. Ze denken dat hij zich door hen als onschuldige rollade laat aanbieden. Blijkbaar hebben ze het niet door. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen. De Filistijnen wel. Simson hamert het er graag bij hen in. Met een ezelskaak.
Ja, rare jongens die Filistijnen. Makkelijk om dat over een ander te zeggen. Maar hoe raar ben ikzelf? Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die hoon. Nog altijd hameren we het er bij Hem in. Onverbeterlijk zijn we. Zo onverbeterlijk als rare Filistijnen. Ad Fundum!
2-R41-K20-1660
G.B.Langetti, Simson mit Eselskinnbacken
Langetti, Giovanni Battista
1625/35 – 1676.
‘Simson erschlaegt tausend Philister mit
einem Eselskinnbacken’, undat.
(Richter 15,1-16).
Oel auf Leinwand.
Venedig, Galleria dell’Accademia.