In dit gedeelte van het Bijbelboek Rechters krijgen we een doorkijkje naar de komende hoofdstukken. De rode draad in die hoofdstukken is de ontrouw van het volk Israël, die leidt tot onderdrukking, en de reactie van God, die een rechter zendt om het volk te bevrijden.
Ik lees de tekst nog eens en concentreer me op de ontrouw die worden genoemd.
De Israëlieten begonnen te doen wat slecht is in de ogen van de Heer. - Rechters 2:11
Het is opvallend dat het volk Israël met het slechte gedrag eigenlijk maar één van de tien geboden overtreedt; het eerste gebod: Gij zult geen andere goden dienen.
In de Joodse traditie wordt niet gesproken over de ‘geboden’, maar over de ‘woorden’. Daarin worden de woorden “Gij zult geen andere goden dienen” en “Gij zult geen afgodsbeeld maken” samengevoegd. Het eerste woord gaat daar aan vooraf
“Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd”. - Exodus 20:2
Het volk Israël verviel steeds opnieuw in ontrouw omdat het volk vergat wie God was; het vergat de bevrijding uit de slavernij; het vergat het verbond. En dat leidde tot het dienen van andere goden, afgoden.
Ruimte voor afgoden
Niet het ongeloof, maar juist het geloof in andere goden naast de God van het verbond maakte deze dwaling zo ernstig. Misschien wel erger dan ongeloof. Immers, door de afgoderij was God niet meer de enige Heer in en over het leven van Zijn mensen. En die conclusie maakt God woedend (Rechters 2:14) en brengt Hem tot diepe teleurstelling:
“Dit volk overtreedt de regels van het verbond die ik hun voorouders heb opgelegd en het luistert niet naar mij.” (vers 20).
Het dienen van God als de Heer van ons leven raakt het hart van alle geboden. Dat klinkt ook door in de woorden van Christus over de Wet:
Nadat de farizeeën hadden vernomen dat hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. Om hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’
Beide geboden stellen ons voor een enorme opdracht en uitdaging in ons dagelijks leven. Het Bijbelboek Rechters toont ons hoe ook het volk Israël worstelde met het eerste gebod.
Het is ook nu nog een confronterende vraag: Is God de enige god die ik dien?
Wij zullen ons in onze tijd niet snel aangetrokken voelen tot afgodendienst van de Baäls en Astartes van de Kanaänieten. Maar, in onze tijd kennen we onze eigen afgoden: zoals status, macht, geld en sexualiteit.
Als ik mijzelf confronteer met de gedachten en wensen die mij geheel in bezit kunnen nemen, dan moet ik bekennen: de afgoden sluipen soms zomaar binnen. Natuurlijk is het mijn diepste wens (en gebed) dat ik God liefheb met heel mijn hart en heel mijn ziel en heel mijn verstand. Maar, hart, ziel en verstand dwalen nog zo vaak af. Ze dwalen af en uiteindelijk raak ik in de problemen: ik zucht dan onder het juk van mijn onderdrukkers (naar vers 18). Want de afgoden die ik eenvoudig toe liet in mijn hart, mijn ziel en mijn verstand, kan ik daar soms niet meer op eigen kracht uit krijgen.
Wat een genade is het dan, dat we God mogen kennen als de HEER, onze God, die uit slavernij bevrijdt!
Maak in deze weken van bezinning en reflectie bewust tijd vrij om jouw afgoden, die je hart, je ziel en je verstand (soms) afleiden of zelfs bezet houden, te benoemen.
Tycho Jansen