Als liefde een werkwoord is, hoe ziet het er dan uit? Dit hoofdstuk uit 1 Korinthe 13 is prachtig. Én messcherp. Liefde is geduldig. Liefde is vriendelijk. Ze zoekt zichzelf niet. Ze rekent het kwaad niet toe. Ze verdraagt alles. Ze gelooft alles. Ze hoopt alles. Ze volhardt in alles. Dit is geen gevoel. Dit is een pittige en tegelijkertijd zo’n krachtige keuze, die je dag na dag mag maken. Soms compleet tegen je gevoel in. Waarschijnlijk haal je nu, net als (bijna) alle lezers je schouders op en denkt iets als: ik ben niet altijd vriendelijk. Niet altijd geduldig. Ik heb moeite met vergeven. Of met niet-jaloers zijn. Of met blijven hopen als iemand me teleurstelt. Dan lijkt liefde ineens een onbereikbare lat. Een te hoog ideaal.
Maar dit hoofdstuk is geen meetlat waar je steeds tekortschiet. Het is een uitnodiging. Om niet langer te vragen: ‘wat voel ik?’, maar: ‘wat geef ik door?’ Want deze liefde komt niet uit jou. Jezus is deze liefde. Hij leeft in jou. En elke keer dat je oefent – in geduld, in vriendelijkheid, in blijven – wordt die liefde steeds meer ongeforceerd zichtbaar.
Misschien weet je niet waar je moet beginnen. Misschien voel je je moe, teleurgesteld of alleen. Begin dan daar. Ga zitten aan de voeten van de Bron van liefde. Vertel Hem wat je moeilijk vindt. Wat pijn doet. Wat schuurt. Daar, in die eerlijkheid, groeit vaak het begin van echte liefde.