Dit is zo’n herkenbaar stukje. De Israëlieten zijn nog maar kortgeleden uit Egypte vertrokken en nu al zit de farao hen op de hielen. Voor hen ligt de Schelfzee. Achter hen zien ze de stofwolk van strijdwagens al op hen af komen. Natuurlijk is er paniek: “Waren we maar in Egypte gebleven, hier worden we allemaal afgeslacht!”.
Dan draait Mozes dit verlammende plaatje compleet om: “wees niet bang, wordt rustig, want Jahweh, de Heer Zélf zal voor je strijden!”.
Wat een machtig gezicht zal dat zijn geweest. Die wolkkolom, die steeds voor de Israëlieten uitging, ging áchter hen staan om het Egyptische leger te verwarren in het donker. Aan de ene kant. En aan de andere kant was het een licht voor de Israëlieten. De wolkkolom was God zelf, die aanwezig ís. En strijdt, een compleet leger laat verdwijnen. Een pad baant door de zee, waar het volk doorheen trok zonder natte voeten te krijgen.
Dit is God: de Aanwezige, die voor je strijdt en wegen baant. Soms lijkt de uitweg totaal onmogelijk en dan toch:
“Wees rustig, kijk omhoog, vertrouw en weet dat Ik God ben. Ik strijd voor jou en ja, Ik zal voltooien wat Ik begonnen ben.”