Tegenover mij zat een Aziatisch gezin waarvan vader en moeder een lening hadden moeten afsluiten, omdat ze de ziekenhuisrekeningen niet konden betalen. Nu werkten zij en hun kinderen in een fabriek die bakstenen maakt. Moderne slaven. ‘Hoe groot is jullie schuld? Wanneer is die afbetaald?’ Ze wisten het niet. Ze konden niet lezen, niet schrijven en niet rekenen. ‘Hoe zou je leven eruit zien als je vrij zou zijn?’ Ze wisten het niet. Het vrije leven kenden ze niet. Ze kenden alleen het leven als slaaf. Na ons gesprek keerden ze terug naar hun leven, naar de fabriek. Als we in de Bijbel lezen over Israëls uittocht uit Egypte, dan vragen we ons af waarom de mensen zo terug verlangden naar hun leven als slaaf. Maar het was het enige leven dat ze kenden. God had grootse plannen met hen, maar de mensen keerden zich keer op keer van Hem af. Volg je de geschiedenis van het volk Israël in de Bijbel, dan ontdek je dat Israël een tweede Egypte werd, een land waar afgoden werden geëerd, waar mensen werden onderdrukt en misbruikt. Ze gingen van slaaf naar onderdrukker. God geeft vrijheid, maar dan moet je wel uit zijn bron drinken.