“Zoek de HEERE voor het voor eeuwig te laat is”. Deze tekst staat zo vaak in mijn poëzie-album. Als kind hing er voor mij iets dreigends boven deze tekst.
Wat God zegt, staat lijnrecht tegenover de dreiging. God dreigt niet. Hij heeft Zijn Zoon niet gegeven om jou te oordelen. Maar vanuit oneindige liefde, om jou leven te geven. “Luister naar Mij en je zúlt leven!” juicht God in Jesaja 55. Dát is het hart van God, dat is de cadans van Zijn hart die je door de hele Bijbel heen hoort kloppen. Zijn verlangen dat jij Hem zoekt, want Hij laat zich vinden. Zijn verlangen dat jij naar Hem roept, Hij is er. Het is Zijn naam, de Ik Ben. Hij is. En Hij blijft. Hij speelt geen verstoppertje.
Wij trouwens wel. Door op een afstandje te blijven staan. Door nét niet alles aan Hem te laten zien wat er in ons leeft. Beschaamd door onze naaktheid. Verstoppen wij ons achter mooie kleding. Goede daden. Mooie gebeden.
God wandelt heel dichtbij en fluistert “mijn kind, waar ben jíj?” Kom tevoorschijn. Roep Hem. Vraag en Hij zal geven. Luister en je ziel zal leven. Het is beloofd.