Je kent het verhaal wel. Twee zonen. Eentje die altijd perfect binnen de lijntjes kleurt. En eentje die precies het tegenovergestelde doet. Hij is rusteloos, altijd op zoek naar iets nieuws. De jongste vraagt zijn erfenis op zijn 18e, alsof hij zijn vader dood verklaart. Hij feest, geniet, blijft op zoek naar méer. Totdat er geen weg naar méér meer is.
Hij realiseert zich dat er maar één weg te gaan is. Terug naar thuis.
In zijn hoofd formuleert hij alvast de woorden: “Meneer, ik weet dat ik uw zoon niet meer ben, dat heb ik allang weggegooid. Heeft u misschien werk voor mij? ”.
De eerste stap op die afslag naar thuis is de moeilijkste, maar dan… Hij kijkt op en ziet zijn vader in volle vaart op hem afrennen, hij voelt de armen van zijn vader om zijn eigen smerige lijf heen. Hij begint te praten, maar zijn vader onderbreekt hem: “Iedere ochtend heb ik hier staan wachten, jarenlang, verlangend jou op deze weg te zien."
Al het niet-perfecte, foute, smerige... …het is volledig en onvoorwaardelijk omarmd door de Vader. Onze “alles-omvattende” God.
Zijn ogen zien jou, door alles heen. Jij, die de stap op weg naar Thuis maakt.