“Mijn hand heeft de fundering van de aarde neergelegd. Mijn rechterhand spreidde de hemelen uit,” riep God uit (Jesaja 48). Zijn handen, die met zoveel macht de bergen en zeeën hun plaats gaf. Die de kleinste bloemen en insecten voorzag van prachtige details die je met het blote oog niet eens allemaal kunt zien. De kracht van Zijn rechterhand laat de vijanden beven. Het was Zijn hand die Zijn volk uit Egypte bevrijdde, de Jordaan en de Schelfzee opende, zodat Zijn volk erdoorheen kon gaan én de hele wereld zou weten dat Zijn hand machtig is.
In de palm van diezelfde hand staan de namen van Zijn volk gegraveerd. Staan onze namen gegraveerd. Kun je een veiligere plek bedenken? Want het was Zijn wil dat wij bij Hem eeuwig zullen leven. Dáárom kwam Zijn Zoon, om Zijn leven te geven, om ons te leiden naar die plek in Gods hand. “Daarom moest Jezus met spijkers aan het kruis genageld worden,” zei Spurgeon ooit, “zodat Zijn volk echt in Zijn handpalm gegrift staat.”
Geen macht, geen kracht kan ons wegrukken uit Zijn hand. Voor nu en voor eeuwig. Wij zíjn in Zijn hand. Voor wat of wie zal ik nog vrezen?