In de tempel hing een dik gordijn tussen het heilige en het Heilige-Der-Heiligen, de plek waar God was. Eén keer per jaar mocht de hogepriester langs dit gordijn het Allerheiligste binnen. Letterlijk met gevaar voor eigen leven. Om het offer van hem en het volk te brengen om vergeving te vragen voor alle zonden.
Terwijl het Lam van God tussen hemel en aarde hangt, Zijn bloed geeft en het aardedonker wordt, scheurt het gordijn van boven naar beneden. De weg naar de Allerheiligste, naar onze God, is geopend door de Vader Zelf. Onze heilige, grote God heet ons welkom in Zijn nabijheid. Zijn uitnodiging om te komen in Zijn liefdevolle Aanwezigheid. Want het hoogste offer werd gebracht. Door het Pesachlam.
Dan. Precies op het uur dat in Jeruzalem de pesachlammeren worden geslacht, als herinnering aan de bevrijding uit de slavernij van Egypte, roept Jezus uit: “Het is volbracht!”.
De Zoon van God sterft.
De aarde houdt haar adem in. De machten van de hel beginnen te dansen. En juichen te vroeg, want … daar in de donkerste duisternis verschijnt het alles-overwinnende Licht. Neemt de sleutels van de hel.
De dood is voorbij. De weg is open. Naar het Leven. Naar de Vader. Voor eeuwig.