De wereld lonkt voor de jongste zoon. Zijn Thuis voelt als een te strakke jas, saai misschien? Hij moet zijn vader overtuigen, zijn vader wil toch dat zijn zoon gelukkig is? -Nou dan, geef dan vast mijn deel van de erfenis!- Met liefdevolle ogen, gevuld met tranen gaf vader het erfdeel aan zijn jongste zoon. De jongste zoon had niet door dat hij met iedere stap die hij van zijn huis vandaan zette, steeds verder verwijderde van de plek waar hij onvoorwaardelijk geliefd is. Hij zag het simpelweg niet. De wereld lonkt, de wereld met haar feesten en plezier, maar het is ook de wereld waar je geliefd bent als je aan de voorwaarden voldoet. Mooi en succesvol, energiek en rijk. De juiste vrienden, opleiding, kleding. De jongste zoon komt er dan achter dat hij helemaal niet kan voldoen aan de maatstaven van de wereld. Het is zo vermoeiend om perfect te lijken, om steeds weer teleurstellingen te moeten incasseren. Hij is moe en leeg en voelt zich eenzaam. Oh wat verlangt hij naar Thuis. Waarom heeft hij de plaats van de echte liefde verlaten? De plek waar hij goed is zoals hij is, waar hij gezien wordt en getroost, gevoed en geliefd. Zou de zoon het weten, dat zijn Vader naar hem uitziet, hem opwacht met uitgestrekte armen, om hem te omhelzen, te kussen en in zijn oor te fluisteren, 'jij bent mijn geliefde kind, in wie ik Mijn welbehagen hebt'.