Dit wordt een pijnlijke. Voor mezelf althans. Want terwijl ik nadenk over patronen die mijn groei als volgeling van Jezus in de weg staan, komt direct het woord ‘trots’ naar boven.
Niet echt iets om trots op te zijn.
Ik geloof trouwens niet dat alle vormen van trots verkeerd zijn. Laat me het uitleggen. Als ik mijn kantoor binnenloop en daar de 12 dagboeken zie staan die wij het afgelopen jaar mochten schrijven, voel ik iets van trots. Het is een mengeling van dankbaarheid en verwondering. Het besef op deze manier deel te mogen zijn van Gods plan vind ik bijzonder.
Het maakt me trots. Ten diepste op Hem.
Maar er is ook een ander soort trots in mijn leven. Één waar ik mijn strijd mee te voeren heb. En eerlijk; dat vind ik verrekte lastig.
Ik ben vaak trots op mijn radicaliteit. Zeker als het gaat om mijn geloofsleven (hoe tegenstrijdig!). Ik ben trots op het werk dat ik doe, bij dagelijksebroodkruimels en bij 4M. Ik ben trots op mijn lijf en op de prestaties die ik lever.
Je merkt het al; ik heb nog een weg te gaan…
Het is bij mij op de momenten dat mijn trots gebroken wordt dat ik de diepste lessen leer. Dan zie ik weer dat ik het niet zonder Jezus kan en hoe belachelijk het is om zélf te pronken met Zijn veren.