Jezus was opgepakt, verraden door Zijn volgeling. Gegeseld, mishandeld, ondervraagd door de geestelijke Joodse leiders en de Romeinse overheersers. Niemand kon Hem schuldig bevinden. En toch, toen Pilatus vroeg “wat zal ik doen met deze Mens?” riep iedereen ‘kruisig Hem!’.
Jezus koos om die weg te gaan. Van de Vader. Hij droeg de doornenkroon, die Hem als mislukte koning bespottelijk moest maken. Het symbool voor de doornen en distels die na de zondeval op aarde zouden groeien. Hij droeg die straf. Gekruisigd, zoals de ergste misdadigers.
Zijn armen wijd open.
De Schepper van alles wat leeft, de Liefde zelf, geeft Zichzelf over aan de machten van het kwaad. Het Licht verdwijnt, het wordt aardedonker. En het Lam van God schreeuwt naar Zijn Vader “waarom verlaat U mij?”.
Woorden die iedere Jood in het hart geraakt moeten hebben, want dit is Psalm 22. Waarin gesproken wordt over kleding die verloot wordt, waarin iemand bespot wordt, Zichzelf moet bevrijden. Leg de Psalm maar eens naast het lijdensverhaal.
Én waarin gezongen wordt over de harten die voor eeuwig zullen leven, die God zullen dienen en Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid zullen laten zien, “omdat Hij het heeft gedaan”.
Hallelujah! Het ís volbracht!