De contouren van het stadion vervaagden in het heldere licht van de stadionlampen. De stoelen stonden in perfect gestileerde rijen. Wachtend op de mensen die zouden komen. De ochtendnevel zorgde voor een heerlijk geurende grasmat. Het frisse aroma veroorzaakte een gevoel van intens geluk bij de twee mensen die als eersten deze arena mochten betreden. Het keurig gevlochten net van de dichtstbijzijnde goal bewoog zacht heen en weer op het zuchtje wind dat door het stadion trok. Alles was tot in detail uitgewerkt. Het was.. perfect.. Tot met een doffe klik de lichten uitgingen en alles in verstikkend duister gehuld was.
Publiek.
Buiten het stadion stroomden de mensen intussen toe. In rotten van drie stonden ze te wachten voor de hoofdingang van het immense gebouw. ‘Old Covenant’ stond er met sierlijke letters boven geschreven. Nette mensen waren het. Stuk voor stuk zagen ze er goed verzorgd uit. Hun kleding getuigde van een keurige afkomst. Óf van verlangen deze schijn hoog te houden. Het was stil in de rij. Op een zacht gemompel na. Toen de deur openging liepen ze geruisloos naar binnen. Op de tast zochten de bezoekers hun plaatsen op en gingen zitten. In stilte.
Na een tijd trok er vanuit de voorste rijen een zacht gefluister door het stadion. De mensen op de eerste rij hadden iets waargenomen op het speelveld. Een glimp van iets schitterends. Door het alles bedekkende duister konden ze maar moeilijk waarnemen wat er precies gebeurde. Zacht en met eerbied vertelden ze het door aan de mensen achter zich. Een gevoel dat ergens tussen angst en verrukking lag, vulde hun harten. Het zorgde ervoor dat ze snel weer zwegen..
Imperfectie.
Een paar kilometer verderop stond een ander stadion. Het ‘New Covenant Stadium’. In leeftijd was het nieuwer. Veel nieuwer zelfs. Gebouwd in een later tijdperk. Het tijdperk van de gebrokenheid. Van de hedendaagse realiteit. Ondanks de gebrekkige verlichting waren de contouren duidelijk zichtbaar. In het stadion was van rijen geen sprake meer; als er al stoelen stonden waren ze kapot of beklad. De grasmat, of wat er nog van over was, was hobbelig en onverzorgd. Één van de doelpalen was gebroken, kort boven de grond. Het net was besmeurd en op veel plaatsen rafelig. Sommige gaten waren groter dan andere. Er was één ding, temidden van alle imperfectie, dat enorm opviel: het speelveld was vanuit iedere positie optimaal zichtbaar.
Publiek.
Het stadion zat bomvol en publiek stroomde nog steeds in groten getale naar binnen. Geen controle bij de ingang. Geen kledingvoorschriften. Geen beperkingen. Maar hoeveel mensen er ook het stadion inkwamen, het leek niet voller te worden. Mensen van allerlei pluimage zaten, stonden en liepen door elkaar heen. Gebroederlijk stonden advocaten en zwervers met elkaar te praten. Wetshandhavers en overtreders omhelsden elkaar bij iedere uiting van vreugde die volgde op het schouwspel beneden op het veld.
Het stadion gonsde, trilde en dreunde op de maat van het geklap en gestamp van de menigte. Het leek alsof het hele gebouw leefde en alsof de menigte die er aanwezig was reageerde als één man. De ogen van de massa waren gericht op de persoon op de middenstip. In het midden van het stadion. In het midden van de belangstelling. In het midden van de deinende massa. Stond een Man.
De Man.
Het was een Man als alle anderen. In alles gelijk aan de rest. Maar er was iets. Er was iets wat Hem anders maakte. Iets wat aantrok. Als een magneet. De Man op de middenstip was perfect. Zonder vlek of rimpel. Zonder gebrek. Hij was de Man van het Nieuwe Verbond. De Man van het Leven. De Man. Op de middenstip.
De mensen bleven komen. En iedereen ging langs die Man. Langs de Man op de middenstip. En iedere keer als Hij iemand verwelkomde in het stadion steeg er een gejuich op. Een vreugdegezang. Geklap. Gestamp. En het stadion trilde mee op het ritme van al die mensen. Het stadion van het Nieuw Verbond. The New Covenant. Het stadion van Jezus. Jezus. Jezus, de Man op de middenstip.
Contrast.
Zowel stadion als publiek vormden een schril contrast met het andere stadion. Waar het eerste stadion baadde in de afwezigheid van licht, stond dit te schitteren in de gebrekkige verlichting van de enkele nog werkende verstralers. De donkere, stille en door angst beheerste menigte die afwachtend op de keurige rijen van het eerste stadion zat was, evenals het stadion, ook niet te vergelijken met de uitbundig hossende en feestende massa hier. Hier was geen plaats voor angstreligie. Geen ruimte om de schijn op te houden. Hier was niets bedekt. Alles openbaar. In het Licht.
De vraag.
In welk stadion zit jij? Ben jij een slaaf van een door angst beheerste religie? Ga jij gebukt onder het waardeoordeel van anderen? Tast jij in het duister, zonder te zien wat er écht gebeurt? Concreet gezegd; plaats jij jezelf nog onder de wet? De wet die jou veroordeelt? Die als een sluier over je geweten ligt? Je zicht vertroebeld? Of ben jij een ‘Jezus-mens’? Ben jij vrij van het oordeel van de wet? Feest jij mee met de mensen van het Nieuwe Verbond? Ben jij blij met iedereen die naar Jezus komt?
Ik wil je aanmoedigen om je te voegen bij de ‘Jezus-mensen’! De mensen die Hem kennen zoals Hij is. Die over Hem spreken in openheid. Spontaan. Liefdevol. Gunnend. Jaloersmakend. Lachend. Feestvierend. Dansend. Juichend!
Ben jij een ‘Jezus-mens’?!