Toen Jezus het verhaal van ‘de verloren zoon' vertelde, voelde de menigte de spanning stijgen. De jongste zoon eiste zijn erfenis op, wat in die tijd gelijk stond aan het dood verklaren van zijn vader. Hij verspilde alles en keerde blut terug. De mensen wisten precies wat er dan zou gebeuren: de kezazah-ceremonie. De gemeenschap zou samenkomen, de zoon zou voor hen staan, en met een klap zou een pot voor zijn voeten worden gebroken. “Jij bent afgesneden van je familie!” zouden ze roepen.
De menigte rondom Jezus wachtte vol verwachting. Ze wilden het dramatische einde horen.
Maar... De vader rent naar zijn zoon. Hij omarmt hem. Hij schuift een zegelring om zijn vinger, waarmee hij hem de familie-eer teruggeeft. Hij legt zijn eigen mantel om zijn zoon, symboliserend dat hij weer het hoofd van de familie is. De vader trekt zich niets aan van de schaamte en toont een overvloedige vrijgevigheid die voor de toeschouwers bijna roekeloos lijkt.
Het is die bizarre ontmoeting die op ons wacht. Wanneer we de stap nemen. Uit het verlangen naar meer. En met ons-niets bij de Vader komen. Om in Gods-alles omvat te worden.