Ik zie het nog voor me. Eén van mijn jongens als baby, net gevoed, verzadigd tegen me aan. Een druppel melk glanst nog op zijn kin. Zijn lijfje zakt weg in complete ontspanning. De kleine handjes die zich eerst krampachtig vastklampten, vallen nu open. Zijn ademhaling wordt diep en rustig. Zijn hele wezen zegt: het is goed. Alles is goed. Compleet tevreden en ontspannen.
Dát. Want is dat niet wat Psalm 131 beschrijft? Niet die worsteling, niet die angst om niet te voldoen, niet dat zoeken of rennen. De wereld is helemaal niet veranderd, maar wel de plek waar jij je begeeft.
David schrijft dit als een man die de stormen kent. Hij weet hoe het is om opgejaagd te worden, om alles kwijt te raken. Maar hij heeft geleerd: hoogmoed brengt geen rust, en alles zelf willen regelen evenmin. Stil worden bij God, dát verandert je. Daar leer je wat echt leven is. En dan kijk ik naar Jezus. Hoe Hij steeds weer de stilte opzocht bij Zijn Vader. Niet omdat Hij dat ‘moest’, maar omdat Hij wist: daar ligt het leven.
Misschien voelt overgave voor jou als te groot, als loslaten zonder houvast. Maar wat als het meer lijkt op dat kind in de armen van zijn moeder? Wat als rusten in God niet betekent dat je ‘alles goed moet doen’, maar dat je gewoon mag zijn?
Laat je handen openvallen. Nestel je in de armen van de Vader. En wees stil. Hij is genoeg.