Lang geleden zetten mensen een kaars voor hun raam om vermoeide reizigers te verwelkomen. Een kaars vormde een lichtbaken die al van ver zichtbaar was en die mensen in het donker een bestemming gaf. Ook werden kaarsen voor het raam gezet als wens voor een veilige terugkomst van gezinsleden die ver van huis waren. De flakkerende vlam als een baken van hoop.
Afgelopen zondag hebben we de derde adventskaars ontstoken. Langzaam leven we toe naar kerst. We ontsteken licht in het donker. De dagen worden korter, maar aan de horizon zien we streepjes licht doorsijpelen.
Ik denk aan een lievelingslied van mijn vader. Hij was een man van weinig woorden, maar met zingen gaf hij uiting aan zijn gevoel. Gezang 487 (uit LvdK 1973) zong hij zo graag:
‘De Heer heeft mij gezien en onverwacht,
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.’
Mijn wens voor jou is dat je in het donker van de nacht een lichtpuntje vindt. Dat je een veilige plek mag vinden om tot rust te komen wanneer je het gevoel hebt een vermoeide reiziger te zijn.
‘De Heer is mijn licht, mijn behoud, wie zal ik vrezen?’ Psalm 27:1
Auteur
De tekst bij deze kruimel is geschreven door onze vrijwilligster Anke.