Hamerslagen. Spijkers. Briefjes. Bloedrode briefjes. Op de briefjes staan allerlei zonden. Openlijk opgeschreven. Pornoverslaving. Ontrouw. Bedrog. Nalatigheid. Leugens. Geweld. En meer. Veel meer. Met harde klappen, waar de frustratie in doorklinkt, worden de briefjes op het ruwhouten kruis gespijkerd. Honderden mannen staan of zitten aan de voet hiervan. Wachtend tot ook zij hun misstappen ten overstaan van al die getuigen aan het kruis kunnen nagelen. Als reactie op zoveel openheid breekt de zon door het wolkendek heen. Ze werpt haar laatste, avondrode stralen over de rode shirts van al die mannen. De rivier weerkaatst de schittering van de zon en zet de grote boom aan de oever in de schijnwerper. Het herfstrode blad maakt het schouwspel compleet; een zee van bloedrode shirts, bloedrode zonnestralen, een bloedrode rivier en bloedrood herfstblad… In de stem van de aanbiddingsleider klinkt de heilige eerbied van het moment als hij zingt:
“There’s a sea, where sin sinks like stones. There’s no floor, just mercy down below! There’s so much grace! So much grace!”
Ik zie het voor me gebeuren; een zee van bloed. Heilig Bloed. En al die bloedrode briefjes verdwijnen. Zinken als stenen naar beneden. Ze gaan op in de zee, om nooit meer tevoorschijn te komen. En inderdaad, ze blijven niet liggen op de bodem, maar worden overspoeld door genade. Want er is zo veel genade. Zó veel genade!
Tranen.
Ik voel de tranen komen. Vecht er eerst nog tegen, maar laat het al snel gaan. Ik zie mannen breken. Overtuigd van zonde, overweldigd door genade. Want er is zo veel genade. Zó veel genade.. Ik kan alleen nog maar huilen. Tranen van geluk, volmaakt geluk, stromen over mijn wangen. Ik schaam me er niet voor, want dat hoeft hier niet. Het is hier goed. Het is hier een stukje hemel op aarde. Gebroken mannen komen daar, waar ze zo wanhopig naar verlangden; aan het hart van de Vader. Ik zie oprecht berouw. En dat fake je niet. Er wordt hier niets gespeeld. Niets gemaakt. Hier is alles puur. Écht. Naakt.
Hier blijven.
Een intens gevoel van verlangen bruist in me naar boven; ik wil hier blijven. Hier blijven omdat het hier goed is. Hier, op dit moment, is het zoals het altijd zou moeten zijn. Zoals het bedoeld is. Door Hem die mij heeft vrijgekocht met Zijn bloed. Mijn Koning Jezus! Jezus is hier, in ons midden. En daarom wil ik blijven. Tenten opzetten. Voor Hem, voor mij en voor al die andere mannen. Geluk overweldigt me opnieuw als ik een sterke arm om mijn schouder voel, gevolgd door een paar niet kinderachtige klappen erop. We omhelzen elkaar als broers. Broers met een gezamenlijk verlangen!
Feest.
En nog houdt het niet op. Mannen stappen naar voren. Stoere mannen. Met ontroerende verhalen. Over keihard falen. Op wat voor terrein dan ook. Toen stoer voor de wereld, maar nu klein voor God. Gebroken harten vinden genezing in het Bloed van Jezus en mogen thuis komen bij de Vader. En op dit punt raakt de hemel de aarde. Wordt er feest gevierd daarboven en hier beneden. Want weer is het avondmaal. Weer worden we uitgenodigd voor het eten. Voor mij de tweede week op rij. En ook dat ontroert me. Twee keer avondmaal. Twee keer, zo oneindig verschillend van elkaar. Maar twee keer goed. Twee keer feest!
No longer slaves!
Aan beide kanten van het kruis staan ze, de musketiers van de Koning! Een schaal met gebroken brood en een beker wijn waar al die mannen langs mogen. Iedereen is welkom. Want er is zo veel genade. Zó veel genade! Als iedereen het kruis gepasseerd is en heeft mogen eten en drinken, vieren we de genade van onze God! Zwaar maar helder klinken de honderden mannenstemmen en tussen de bomen door stijgt het lied omhoog. Naar Hem, waar onze harten naar uit gaan.
“We’re no longer slaves to fear, we are the sons of God!”
Het is alsof ons lied samensmelt met een lied van onbekende woorden, gezongen door miljoenen engelen. Want er is vreugde in de hemel! Vreugde om zondaren die door Jezus bij de Vader komen. Terug komen. Terug naar de plaats die God voor hen bewaard had. De stille vreugdekreten in onze harten bevestigen de blijdschap van de Heilige Zelf, die de Bron van vreugde is! Bevrijd van alle aanklachten worden grote beloften aan Hem gedaan. En nog lang wordt er gehuild en omhelsd. En uren, uren later, zitten kleine groepjes mannen her en der rond een kampvuur nog steeds vol verwondering na te praten over zó veel genade. ‘Cause there’s so much grace! So much grace…