Ik heb een onrustig hart. Onrustig over de ontwikkelingen van de laatste tijd; De harde strijd van IS in de landen waar onze beschaving ooit begonnen is. En de afschuwelijke gevolgen daarvan. IS vecht in Syrië en in Irak, de bakermat van onze beschaving. Irak, het land van de hof van Eden, de tuin van de Heer. Daar knielde onze almachtige Vader in het stof, net buiten die tuin. Op die bakermat kneedde Hij de eerste mens en samen met de andere twee Personen die ín Hem vertegenwoordigd zijn, kwam Hij tot de conclusie dat het goed was. Dat de mens, zoals hij er nu uit zag, leek op Hem. Op Hen.
“En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis.” – Genesis 1:26 HSV –
Knieval
Maar in de tussentijd is er het één en ander gebeurd. De duivel verleidde Eva en Adam stond er bij en keek ernaar. At ook. Het kwaad had wortel geschoten en als niet uit te roeien onkruid wrong het zich door alle barsten en scheuren die het zelf veroorzaakte. Het omstrengelde individuen die op hun beurt hun leefomgeving besmetten. Het drong door in alle lagen van de bevolking en beïnvloedde religies, koningen, keizers en andere machthebbers. Het onschuldig ogende slangetje uit de kinderbijbel groeide uit tot een dodelijke Anaconda en wrong zich om de nek van de mensheid. Hij lispelde leugens over geld en goed en macht. En met open ogen en een hart vol hebzucht maakte die mensheid keer op keer een knieval.
Het gezicht van het kwaad
Die knieval bracht mij in 2003 terug naar deze plek, naar Irak. Daar zag ik het gezicht van het kwaad en had ik dagelijks te maken met de gevolgen ervan; De uitzichtloosheid in de blik van een kind. Ogen die teveel gezien hebben op te jonge leeftijd. Een kinderstem die emotieloos vertelt over de moord op zijn vader en de verkrachting van zijn moeder. Oren die niet schrikken van het plotselinge geratel van een automatisch wapen.
Zélf god
De bakermat is opnieuw de bron, nu van het kwaad. De cirkel is bijna rond. Het kwaad openbaart zich in al zijn gruwelijkheid vanuit de plek waar God de mens ooit maakte. En precies op die plek laat de mens aan zijn Maker zien wat hij nu van zichzélf gemaakt heeft. Hoe hij, door te luisteren naar het gelispel en gesis van de leugen, het waanbeeld heeft gecreëerd dat hij zélf god is. Juist op de plaats waar God de mens liet opklimmen uit de aarde, staat diezelfde mens nu op zijn zelfgemaakte moddertroon. En denkt hij god te zijn.
Bang
En daarom ben ik bang. Daarom bekruipt de angst me als ik het geweld golf na golf mijn woonkamer in zie spoelen via alle beschikbare mediakanalen. Het ware gezicht van het verlangen van Eva grijnst me spottend aan via het achtuurjournaal. En het is alsof er door alle ellende en onrecht heen uitgeperst wordt:
“Waar is nu je God?” – Psalm 42:4b BGT –
Want nu ik kinderen heb raakt het me harder. Veel harder. Vliegt het geweld me naar de keel. Ik zie mijn eigen jongens aanspoelen op stranden van vreemde landen. Ik zie smerige blikken in de richting van mijn éigen vrouw. Ik zie vuurspugende wapens in onze straten. En opeens is het realiteit..
Eerlijk
En toch ga ik afsluiten met God. Omdat ik wéét dat ik op Hem moet vertrouwen. Omdat ik wéét dat ik Hem weer zal danken. Omdat ik wéét dat Hij míjn God is. Ondanks mijn gevoel nu. Ondanks dat daarin een gebrek aan vertrouwen naar boven komt. Ondanks dat ik, hieraan denkend, het moeilijk vind om Hem te danken. En zelfs ondanks mijn neiging de leugen van het achtuurjournaal te geloven. “God, waar bent U in de levens van deze mensen? Waar bent U in míjn toekomst hier op aarde?” Ik ben maar eerlijk. Ik ben ook geen ‘überchristen’. Ik ben ook wel eens gewoon bang. Ik zie het ook wel eens somber in.
Kom!
En op momenten als deze ben ik zo blij dat ik wéét. Dat ik wéét dat God míjn God is. Dat dat niet afhankelijk is van hoe ik me voel. Want ik wéét. Ik wéét dat het goed komt. Ik wéét dat God mij zál oprapen uit dat stof waar Hij ooit Adam uit maakte. Dat ik mijn ogen open zál doen en mijn Vader zál zien. Dat er geen tranen meer zullen zijn. Dat iedereen die dorst heeft mág komen. En iedereen die wil, mág drinken van het water dat eeuwig leven geeft. Om niet. En met de Geest zeg ik tegen Jezus: “Kom!”
En als je dit hoort of leest nodig ik je uit om ook te roepen: “ Kom, Heer Jezus! ”