Lezing voor vandaag (1 april) – Rechters 21: 24-25 en Johannes 21: 1-19
Leve de Koning! Daar beginnen we mee. Vrolijk vierend, volmondig belijdend, vrijmoedig verhalend. Want de Heer is waarlijk opgestaan. Zo is het vandaag!
Maar hoe is het morgen? En overmorgen? Wat betekent het dat de Heer is opgestaan? Wat betekent het voor ons dagelijks leven? Ja, leve de Koning. Want Jezus leeft. Nu is er een Koning. Nu is er de Koning. En wat doen we nu?
Naar het Evangelie van Johannes verschijnt Jezus eerst aan Maria. Eerst aan een vrouw. Op vrouwen kun je immers bouwen. En dat doet zij. Zij legt de eerste steen met haar getuigenis: ‘Ik heb de Heer gezien!’ Vervolgens verschijnt Jezus aan zijn leerlingen. Onder hen is Tomas. Hij legt de tweede steen met zijn belijdenis: ‘Mijn Heer, mijn God.’ Twee verschijningen waarin Hij zichzelf openbaart.
Daarna gaat het relaas van de Opstanding verder. We treffen een aantal leerlingen aan bij het Meer van Tiberias. Zeven leerlingen van de twaalf zijn aanwezig. Twee namen vallen op. Simon, die genoemd wordt Petrus, en Tomas met de bijnaam Didemus, tweeling. Met hen hebben we twee krachtige belijdenissen bij elkaar. Petrus: ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’(Matt. 16: 16). Tomas: ‘Mijn Heer, mijn God.’ Maar het lijkt wel of ze met de hele zaak verlegen zijn. Alsof er een soort vacuüm ontstaat, waarmee ze zich geen raad weten. Dus gaan ze doen wat goed en vertrouwd is in hun ogen. Ze gaan vissen. Dat waren ze immers. Vissers. Al zit het ze niet mee. Ze vangen niets. Ach ja, dat kan natuurlijk. De laatste drie jaar hebben ze niet zoveel meer gevist. Ze waren Jezus gevolgd die van hen vissers van mensen zou maken (Mc. 1: 17). Ook iets waar ze, bij nader inzien nu, niet zo veel succes in hebben gehad.
Dan komt Johannes met de derde openbaring. Jezus verschijnt bij het meer. Hij roept en nodigt hen uit. Breekt met hen het brood en gaat hen bestemmen. Petrus voorop. Omdat hij misschien wel het meest verlegen zit met de zaak – en met zijn eigen optreden. Maar ook de anderen. Hoe? Dat gaat ons niet aan. Wat geldt is hoe Jezus ons, hoe Hij jou en mij bestemt. Hij is Koning. Hij weet wat goed is.
Hij openbaart zich. Ook vandaag en morgen. Openbaring is het huis waarin Hij woont. Hij roept en nodigt uit. Breekt met ons het brood. Want nu de Heer is opgestaan, bestemt Hij ons. Want Hij is Koning in eeuwigheid.
Want nu de Heer is opgestaan… is er nog maar één vraag: Heer, wat wilt U dat ik doe? De tijd van Rechters is voorgoed voorbij. Tenzij…, tenzij wij de vraag niet stellen: Heer, wat wilt U dat ik doe? In dat geval heffen we met de Rechters het glas, doen we een plas en alles blijft zoals het was!