Gerlof leidt een rustig leven in het Groningse plaatsje Zuidbroek. Zijn grootste zorg is dat hij niet mag trouwen met Margien, de dochter van één van de boeren uit het dorp.

Met de komst van een vreemdeling in de taveerne van zijn vader Fokko, verandert Gerlofs leven voorgoed. De geruchten blijken maar al te waar te zijn, dat een leger van Prins Willem van Oranje, onder leiding van zijn broer graaf Lodewijk van Nassau, op het punt staat de Ommelanden binnen te vallen. Hun doel is het veroveren van de stad Groningen op de Spanjaarden.

Als de strijd ontbrandt tussen de Spaansgezinde legers van de hertog Van Alva en de opstandelingen, blijkt al gauw dat een oorlog alleen maar verliezers kent.

Toch is er voor Gerlof in deze donkere tijd één lichtpuntje …

Het jaar 1568 wordt over het algemeen beschouwd als het begin van de periode die wij nu kennen als de Tachtigjarige Oorlog. Deze oorlog begon als een Opstand in de Lage Landen. Een groep belangrijke edelen, onder aanvoering van Willem van Oranje, kwam in verzet tegen koning Filips de Tweede van Spanje, die het ook in de Lage Landen voor het zeggen had.

Zij konden en wilden de zware belastingen en het harde, wrede beleid ten opzichte van de aanhangers van de Nije Leer, niet goedkeuren. Willem van Oranje en een aantal andere edelen brachten legers op de been om de strijd met de Spanjaarden aan te binden.

Onder aanvoering van de hertog Van Alva, die door de koning van Spanje was aangesteld als Landvoogd, werd de opstand bloedig neergeslagen.

Maar met zijn schrikbewind groeide ook het verzet …